De voorvleugellengte van de Koninginnenpage is 32 tot 41 mm. De grondkleur van boven- en onderkant van de vleugels is geel. Op de bovenkant van voor- en de achtervleugel bevindt zich langs de achterrand een doorlopende, brede blauwe band met zwarte randen. Opvallend zijn de staartjes aan de achtervleugel en de rode stip in de binnenrandhoek.
De rups is tot 41 mm groot. Het lichaam is vrij plomp. Deze rups is groen met over de rug transversale zwarte banden waarin rode vlekken staan. De kop is zwaar getekend en groen van kleur. De jonge rupsjes zijn zwart met een witte veeg over de rug.
De koningspage heeft op de bovenkant van de voorvleugel geen brede blauwe band, maar een aantal zwarte strepen.
Eerste generatie tussen eind april en half juni. De tweede generatie vanaf begin juli tot half september. In warme jaren vliegt er mogelijk ook een partiële derde generatie in oktober. De koninginnenpage wordt vaak bij heuveltoppen gezien waar mannetjes en vrouwtjes elkaar ontmoeten. Dit gedrag wordt ‘hill-topping’ genoemd. De vroegste datum waarop de soort is gezien is 28 maart. Er zijn echter vier eerdere waarnemingen. Het is echter mogelijk dat deze waarnemingen van opgekweekte vlinders zijn. De laatste datum waarop een vlinder is gezien is 26 oktober.
De rups zie je van half mei tot half juni en van half augustus tot eind september. Bij gevaar wordt een rood vorkvormig orgaan uitgestulpt waarmee de rups een doordringende stank verspreidt. De soort overwintert als pop in de kruidlaag.
De keuze van de waardplant verschilt enigszins tussen de generaties. Vrouwtjes van de eerste generatie zetten de eitjes af op de bovenkant van jonge bladeren van vooral peen. Die van de tweede generatie op de bloemen of bladeren van peen en andere schermbloemigen die dan beginnen te bloeien. Ieder eitje wordt op een andere bloemknop of bladtop afgezet. Jonge, vrijstaande waardplanten die boven de vegetatie uitsteken of aan de rand van een gebied op een beschutte plek groeien, hebben de voorkeur.
Jonge rupsen – die wat op een vogelpoepje lijken – eten eerst de eischaal op en vervolgens de bovenzijde van de bladeren. Oudere rupsen eten met name de bloeiwijze. Vanaf het vierde stadium – wanneer de rups de typische groen, zwart en oranje tekening heeft – is de rups in staat zich te verdedigen door het zogenaamde osmaterium uit de nek tevoorschijn te stulpen. Tegelijkertijd verspreidt de rups dan een doordringende (ananas)geur. De rups verpopt zich laag in de kruidlaag, bijvoorbeeld aan de stengel van de waardplant. De kleur van de pop loopt uiteen van groen tot bruin of zwart: groene poppen vallen minder op in een groene omgeving maar de bruine poppen hebben een grotere overlevingskans in een donkere omgeving. Poppen van de tweede generatie overwinteren als gordelpop.
Vanaf eind april vliegen de eerste vlinders. De dichtheid is gemiddeld tot vrij hoog, circa 6 individuen per hectare. De vlinders besteden vrij veel tijd aan het zoeken naar nectar. Zij halen nectar uit allerlei kruiden, bijvoorbeeld klavers en schermbloemigen. In de zomer zijn de vlinders vaak te vinden op de vlinderstruik of op distels. Mannetjes scholen vaak samen bij een opvallend punt in het landschap, zoals een heuveltop, een oude hoge boom of zelfs een markante toren.
Dit gedrag heet hill-topping. Zij proberen zo vrouwtjes naar deze plaatsen te lokken om te paren. Tijdens dit gedrag zoeken de mannetjes geen voedsel en zij jagen andere mannetjes weg die te dichtbij vliegen. Soms houden mannetjes ook patrouillevluchten. Wanneer een mannetje een vrouwtje vindt, buitelen beide vlinders om elkaar heen in een snelle vlucht en strijken vervolgens neer tussen de vegetatie om te paren. Soms blijven ze wel twee uur samen voordat het vrouwtje vertrekt om de eitjes af te zetten.
Vooral peen (ook de gecultiveerde vorm); daarnaast ook andere schermbloemigen, zoals bevernel, engelwortel, dille, pastinaak en venkel. De rupsen worden incidenteel gezien op ruit-achtigen (Thalictrum sp.) zoals vuurwerkplant.
Diverse biotopen, waaronder ruderale terreinen en kruidenrijke graslanden.
Naast voldoende waardplanten en een markante plek waar de mannetjes kunnen samenscholen, moeten in het leefgebied voldoende nectarplanten groeien om in de grote nectarbehoefte van de vlinders te voorzien. Deze staan in allerlei ruderale terreintjes, moestuinen, kruidenrijke ruige graslanden, moerasgebieden en akkertjes. Daarnaast vliegt deze soort soms in tuinen bij huizen en ook de rupsen worden daar wel eens gevonden.
Een vrij schaarse standvlinder die vooral in de zuidelijke helft van het land wordt waargenomen. De laatste jaren komen er ook steeds meer meldingen uit de rest van Nederland, tot aan de Waddeneilanden toe. Het aantal exemplaren per jaar wisselt.
De koninginnenpage is een zeer mobiele vlinder die over grote afstanden kan zwerven. De omvang van het verspreidingsgebied fluctueert dan ook min of meer jaarlijks. Indien de zomers gunstig zijn zwerft hij naar het noorden en komt dan verspreid in heel Nederland voor. In gemiddelde jaren vliegt hij veel schaarser en in ongunstige jaren wordt de vlinder uitsluitend in Zuid-Limburg gezien.
De koninginnenpage is een zeer mobiele vlinder die over grote afstanden kan zwerven. De omvang van het verspreidingsgebied fluctueert dan ook min of meer jaarlijks. Indien de zomers gunstig zijn zwerft hij naar het noorden en komt dan verspreid in heel Nederland voor. In gemiddelde jaren vliegt hij veel schaarser en in ongunstige jaren wordt de vlinder uitsluitend in Zuid-Limburg gezien. In warmere perioden zoals tussen 1930 en 1950 was de soort op veel plaatsen aanwezig.
Daarna nam de stand weer af en begin jaren zestig was hij door een reeks koude en natte jaren een schaarse soort. Begin jaren tachtig was hij zelfs zeer zeldzaam, met alleen stabiele populaties op de Sint-Pietersberg en rond enkele voormalige mijnbergen in Limburg. Daarna breidde hij zich weer uit en in 2003 was er een grote invasie verspreid over het hele land. Op dit moment is de koninginnenpage een vrij schaarse standvlinder. Vaste populaties bevinden zich nu in Zuid-Limburg en in Zeeuws-Vlaanderen; de vele zwervende vlinders lijken niet in staat zich ergens permanent te vestigen.
Op Europese schaal is de koninginnenpage niet bedreigd en over het algemeen is het voorkomen stabiel. De soort staat wel op de Waalse en Britse Rode Lijst en in Duitsland valt hij bovendien in de categorie bijna bedreigd.
Bron: vlinderstichting