GROTE PAGES (PAPILIONIDAE)
De vlinders uit de familie van de grote pages zijn groot en veel soorten zijn bijzonder fraai gekleurd. Wereldwijd zijn er bijna 600 soorten bekend, waarvan de meeste in de tropen leven. In Europa komen slechts twaalf soorten voor en in Nederland zijn drie soorten vastgesteld: de koninginnenpage, de koningspage en de apollovlinder. Alleen de koninginnenpage komt hier voor als standvlinder.
De eieren zijn langwerpig van vorm. Alleen rupsen van deze familie hebben achter de kop een kenmerkend roodachtig gevorkt orgaantje, het zogenaamde osmaterium. Bij gevaar wordt hiermee een doordringende stank verspreidt. Jonge rupsen zijn zwart en hebben een witte vlek in het midden van het lichaam. Halfvolgroeide en volgroeide rupsen van de koninginnenpage zijn felgekleurd. Alle grote pages verpoppen zich in een gordelpop; alleen bij de apollovlinders ligt de pop vrij op de grond.
WITJES (PIERIDAE)
Witjes zijn over de hele wereld verspreid. Wereldwijd zijn ruim 1160 soorten bekend, in Europa vijftig en in Nederland zijn veertien soorten vastgesteld. Deze soorten zijn verdeeld in drie onderfamilies: 6 soorten echte witjes (Pierinae), 2 soorten boswitjes(Dismorphiinae) en 6 soorten luzernevlinders (Coliadinae).
Vlinders uit de familie van de witjes zijn overwegend wit of geel gekleurd en het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes is vaak vrij gemakkelijk aan de tekening op de vleugels te bepalen. De vleugelschubben bevatten pterine, dat niet alleen een kleurpigment is, maar ook dient als vraatwerende stof. Witjes zijn daardoor niet erg geliefd bij vogels.
Witjes bezoeken graag bloemen en vliegen in twee of meer generaties per jaar. Sommige soorten kunnen grote afstanden afleggen en vooral het groot koolwitje wordt geregeld in grote groepen trekkend waargenomen.
De eieren zijn langwerpig en bedekt met een netvormige structuur. De rupsen zijn doorgaans groen maar soms juist zeer opvallend gekleurd. Ze zijn bedekt met korte haartjes. Vrijwel alle soorten leven op kruisbloemigen of vlinderbloemigen. Witjes maken een gordelpop; de zijden draad ligt rondom het eerste segment van het achterlijf. De rupsen hebben per soort een verschillende leefwijze, maar alle soorten overwinteren in het popstadium.
Twee soorten die veel voorkomen en die sterk op elkaar lijken, zijn de rups van het klein koolwitje (Pieris rapae) en die van het klein geaderd witje (Pieris napi). De rups van het klein koolwitje heeft een gele rugstreep, die van het klein geaderd witje niet.
Hoe zat het ook alweer met de verschillen? Dat vindt u op deze herkenningskaart witjes herkennen.