Het groot geaderd witje is goed te herkennen als je op gelijkende soorten let.
Zeldzaamheid
Het groot geaderd witje is sinds 1975 uit Nederland verdwenen; af en toe wordt nog een zwervend exemplaar waargenomen. Deze soort kwam vroeger als standvlinder voor op de zand- en lössgronden van Zuid- en Oost-Nederland, maar de laatste populaties zijn in de jaren zeventig van de twinigste eeuw verdwenen.
Kenmerken vlinder
Voorvleugellengte: 28-33 mm. De zwarte voorvleugeladers zijn zowel op de boven- als op de onderkant duidelijk te zien; op de vleugels bevinden zich geen zwarte vlekken. Bij het mannetje is de voorvleugel wit beschubd, bij het vrouwtje is deze vrijwel kaal en doorzichtig.
Kenmerken rups
Tot 35 mm; lichaam behaard, grijs met brede zwarte band over de gehele lengte van de rug, waarin twee brede oranjebruine lengtestrepen; spiracula zwart; de haren op de rug roodachtig bruin, op de flanken lichtgrijs; kop zwart en behaard.
Gelijkende soorten vlinder
Wordt soms verward met de nachtvlinder het vals witje (Siona lineata).
Levenscyclus
Rups: begin juli-half juni. De rupsen leven in groepen en overwinteren in een gezamenlijk spinsel van samengesponnen bladeren. De rups verpopt zich als een gordelpop aan een takje van de waardplant.
Waardplanten
Vooral sleedoorn; soms ook andere planten uit de rozenfamilie zoals meidoorn, lijsterbes, peer en Prunus-achtigen.
Habitat
Habitat: Vooral open bossen, bosranden, bosweiden, hoogstamboomgaarden en sleedoornstruwelen langs hooi- en weilanden.
Eind mei-begin juli in één generatie. De vlinders worden slechts zelden nectardrinkend waargenomen.
De uiterste data waarop een vlinder is waargenomen zijn 29 april en 31 juli.
Mobiliteit
Het groot geaderd witje is een zeer mobiele vlinder.
Europa
Op Europese schaal is het groot geaderd witje niet bedreigd, maar op veel plaatsen gaat hij achteruit. De soort is verdwenen uit Groot-Brittannië. Hij staat op de Vlaamse Rode Lijst (categorie: uitgestorven). In Duitsland staat de soort in de categorie bijna bedreigd. In Denemarken neemt hij in aantal toe. De dichtstbijzijnde populaties bevinden zich in de Ardennen en in de heuvelachtige delen van Duitsland.
Regionaal
In Nederland was het tot 1920 een vrij algemene en tot 1940 een vrij zeldzame standvlinder op de zand- en lössgronden van Oost- en Zuid-Nederland. Vroeger kon deze soort in fruitboomgaarden zelfs een plaag zijn. De soort is overigens bekend om de grote jaarlijkse schommelingen in aantallen. Na 1940 neemt het verspreidingsgebied verder af. De laatste waarnemingen van vlinders die zich hier voortplantten, zijn uit 1971 van het Weerterbosch (40 exemplaren) en uit 1975 van Hoog Buurlo. Sindsdien zijn in totaal nog 40 meldingen van zwervende individuen. Overigens is het opvallend dat er sinds 1975 weinig waarnemingen van deze soort zijn gedocumenteerd met foto´s of bevestigd door andere waarnemers. Maar ook het aantal zwervers neemt af. Na 1995 is de soort nog maar vijfmaal gezien: tweemaal in 1995, tweemaal in 1996 en nog een keer in 1999. In 2011 is de soort nog één keer gezien bij Maastricht.
Mondiaal
De soort komt in grote delen van Europa voor.
Bron: vlinderstichting